
Of ik wil starten met individuele gesprekken, voordat we de teamcoaching van het zorgteam gaan doen. Ze doen dit vaker zo. Want de teamleden voelen zich helemaal niet veilig bij elkaar. Spanningen lopen op, verwijten heen en weer, en de bewoners in het verzorgingshuis zijn de dupe want zij ervaren deze onrust ook steeds meer.
Ik bevraag deze methode bij de klant. Want ik weet: na 8 individuele gesprekken ben ik een vat met geheimen. En hoe vertrouwelijk ga ik daar mee om? Dit is iets van het team en niet van mij. De methode staat niet ter discussie en met enig ongemak start ik met de opdracht.
Al snel wordt tijdens de 1 op 1 gesprekken duidelijk dat de honden van Anneke het probleem zijn. Niet zozeer de honden zelf, want ze zijn ‘best lief’, maar het feit dat Anneke haar honden meeneemt naar de woonzorggroep vormt een probleem. Want ze heeft geen oppas voor die arme beestjes. De bewoners worden er onrustig van en Anneke hierop aanspreken lijkt niet te helpen; de honden blijven meekomen. Het team heeft hier last van en de bewoners ook, is de conclusie. De honden mogen niet meer mee. ‘We hebben het haar al zo vaak gezegd. Maar ze luistert niet.’
Tijdens de eerste teamsessie een paar weken later is het opvallend stil in de groep. Men kijkt elkaar aan, en ze houden hun kaken stijf op elkaar. Ze kijken vooral naar mij. De spanning is voelbaar. Wat gebeurt hier nou? Of beter, wat gebeurt hier niet? Ze doen duidelijk een appèl op mij. Ik moet de hondenkwestie inbrengen, voel ik. Ze gaan het gewoon niet doen. Ik weet, dit gaat niet over de honden. De honden zijn een symptoom, vermoedelijk van een niet aanwezige of niet gezonde aanspreek cultuur. Als ik die hondenkwestie inbreng heeft het team weinig geleerd. En gaat het de volgende keer weer precies zo. ‘Wat gebeurt hier nou?’ vraag ik. Jullie kijken allemaal naar mij. Nee hoor, er is niks en dit was het wel’ zeggen ze allemaal.
Na afloop valt het ene teamlid na het andere over me heen. Waarom ik niets gezegd heb over die honden? Daar ging het juist om. Dat was wel duidelijk. Toch? Nu hebben we er niks aan gehad, aan die teamcoaching.
Enigszins uit mijn evenwicht probeer ik rustig uit te leggen dat het niet aan mij is om dit te doen. ‘Het is van jullie, jullie zijn verantwoordelijk en eigenaar van jullie eigen probleem. Dit hebben we ook zo afgesproken tijdens de individuele gesprekken’. Jullie brengen de kwestie in, en als teamcoach ben ik er om te zorgen voor bedding om het gesprek zodanig met elkaar te voeren dat iedereen zich gehoord voelt. Beteuterd lopen ze bij me weg. ‘Maar we hebben het al zo vaak gezegd en naar ons luistert ze niet. ‘
Na reflectie op dit voorval besluit ik: in het vervolg denk ik heel goed na of individuele gesprekken vooraf de juiste start zijn voor een ontwikkeltraject. Als een team of klant hier toch om vraagt of het vertrouwen in een team is erg beschadigd, dan spreek ik vooraf af dat deze gesprekken niet per definitie vertrouwelijk zijn. Zo blijft er ruimte om iets in vertrouwen te delen, maar voorkom ik dat ik een vat vol geheimen word en mijn rol onnodig ingewikkeld wordt. Want voor ik het weet ben ik de gebeten hond.