Breinkorf blogt.

“Ik dacht dat jij dacht dat …”

Onlangs kreeg ik de vraag of ik enkele mediation-gesprekken zou willen begeleiden tussen twee kleine vakgroepen van een scholengemeenschap. Na een stevige woordenwisseling tijdens een gezamenlijk overleg wilden die niet meer met elkaar samenwerken. Het leidde voor betrokkenen tot stress en voor de school ging veel productiviteit en werkplezier verloren aan geroddel en gedoe.

Deze casus werd al opmerkelijk bij mijn kennismaking met elke vakgroep afzonderlijk. Ik ontmoette twee groepjes energieke leerkrachten, die al ruim 10 jaar samenwerkten. Ze kwamen zelfs bij elkaar over de vloer als er weer een banenmarkt of jaarfeest georganiseerd moest worden. Hoe was het dan toch mogelijk dat hun ogenschijnlijk sterke werkrelatie zó ineens kon worden afgebroken. Hadden ze bij elkaar in al die jaren niet dusdanig veel krediet opgebouwd, dat één woordenwisseling zulke drastische gevolgen kon hebben?

Op de ochtend van het eerste gezamenlijke gesprek kwamen de twee vakgroepen – verder Vak A en Vak B te noemen – kort na elkaar binnen. De spanning was om te snijden, er werd geen woord gewisseld en ze keken naar mij om zo elkaars blikken te vermijden. Na een korte introductie begon ik bij waar zij ooit als vakgroepen begonnen waren: 10 jaar geleden. Of ze konden benoemen wat ze destijds zo in de samenwerking met elkaar waardeerden. Het duurde even, maar het lukte ze. Dat haalde de druk wat van de ketel, maar de spreekwoordelijke olifant stond nog steeds levensgroot in de kamer.

Na deze opmaat kwam het spotlicht op het incident. Meteen wierp Vak A de collega’s van Vak B enkele uitspraken voor de voeten die één van hen in de letterlijke wandelgangen van de school zou hebben gedaan over Vak A. Bron van Vak A: collega’s uit andere vakgroepen.

Vak B diende Vak A stevig van repliek en stelde dat die uitspraken helemaal niet Vak A betroffen. Op hun beurt verweet Vak B de Vak A collega’s dat ze dit meteen hadden geëscaleerd naar de rector van de school. Bron van Vak B: collega’s uit andere vakgroepen. Vak A ontkende dit stellig.

Nu was een collega uit een andere vakgroep bij toeval getuige geweest van de felle woordenwisseling toen ze langs de betreffende vergaderruimte liep. Zij wilde het vervolgens voor een bevriende collega uit Vak A opnemen. Toen die laatste dat afwees daar het wat haar betreft iets was dat tussen beide vakgroepen moest blijven, had de getuige dit toch doorgespeeld aan de rector.

Na even kort bekvechten viel het stil aan tafel. De olifant had schielijk de kamer verlaten en liet beide vakgroepen in verwarring achter. Voor hen was er immers nieuwe informatie aan het licht gekomen. Ze realiseerden zich waar het in dit gedoe aan had ontbroken.

In de tijd dat ze nog in één gebouw werkzaam waren zochten zij in geval van onenigheid elkaar meteen op. Maar nu ze elk in een eigen dependance waren gehuisvest kwamen ze elkaar fysiek nauwelijks meer tegen.

Uitzoomend werd voor beiden zichtbaar wat er in aanloop van de breuk tussen hen zó mis was gegaan:

 

  • Enerzijds hadden Vak A en Vak B zich laten beïnvloeden door insinuaties en roddels van andere collega’s in hun omgeving. Daarmee hadden ze zelf olie op hun onderlinge vuur gegooid. Tegelijkertijd leek het er op – daar waren beide groepjes het over eens – dat die collega’s er genoegen in schiepen het vuur een beetje op te stoken;
  • Anderzijds hadden zij zelf, anders dan ze vroeger deden, nagelaten om contact te maken met de andere vakgroep om te checken ‘Klopt het wat ze zeggen?’

 

Hier kwam aan het licht dat, zodra je de intenties van de ander of anderen interpreteert – ‘Ik denk dat jij denkt dat …’ – zonder deze bij de ander te checken, je je op glad ijs begeeft met mogelijk grote gevolgen. Wanneer je ervan uitgaat dat die ander het goede met je voor heeft, neem je in goed vertrouwen ruimte om verbinding te maken met die ander. Maar wat als een ‘stemmetje’ in jou je souffleert dat je, in dit geval, voor die andere vakgroep op je hoede moet zijn, dat die niet te vertrouwen is of een dubbele agenda heeft? Zodra dat idee in jou ontstaat is de kans groot dat je waarnemingen zodanig gefilterd of gekleurd worden, dat ze jouw wantrouwen bevestigen. En ja, soms is de dynamiek in de directe omgeving zodanig dat men er belang bij heeft om dit te voeden.

Er rest je maar één ding: maak verbinding, ga het gesprek erover aan; dat vraagt soms moed, het doet op jou een appèl een beetje risico te nemen. Wanneer je niet bereid bent of de moed hebt dat contact te leggen, is de kans groot dat de verwijdering alleen maar groeit tot de druppel de emmer doet overlopen.

Bekend én waar is het ezelsbruggetje NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander. Ga bij de ander na of jouw aannames kloppen in plaats van achteraf te constateren dat je lang hebt doorgemodderd met ‘Ik dacht dat jij dacht dat …’.

Heb de moed om aannames te checken: het kan jou, een team, ontzettend veel stress, gedoe en improductiviteit besparen. Energie die toekomt aan klanten en cliënten. 

Nooit meer een blog missen? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief.